1 Heb heldere verwachtingen.
Laat weten wat je wilt zien en horen van je kind.
Als je deze regel volgt worden je regels vanzelf positief. Je zegt dan namelijk niet dat mag je niet doen, maar je zegt ik wil dat je dit doet. Bijvoorbeeld: Je mag niet rennen in de kamer wordt dan je loopt rustig in de kamer.
2. Leer deze verwachting aan.
Gebruik voorbeelden.
Praat met je kind over het waarom van een regel, doe voor hoe het wel moet. laat zien wat er kan gebeuren als het fout gaat.
3. Bekrachtig de verwachtingen.
Laat je kind weten wanneer het goed gaat.
Dat kan allereerst door het te zeggen, maar ook zoals bij ons op school met een beloningssysteem
4. Schenk zo min mogelijk aandacht aan ongewenst gedrag.
Maak van een mug geen olifant.
Bespreek eventuele fouten die het kind maakt heel kort. Laat het vertellen wat het goede gedrag is. en dat eventueel nog een keer laten zien.
5. Wees helder welke gevolgen onacceptabel gedrag heeft.
Vertel dat ook vooraf zodat het kind al weet waar het voor kiest als het toch ongehoorzaam is. Wees daarna wel consequent.